“De Krimpenerwaard is belangrijk voor de zwarte stern”

krimpenerwaard is belangerijk voor de zwarte stern

 

Ecoloog en vogelaar Rudi Terlouw weet alles over de bijzondere trekvogel, die 5.000 kilometer vliegt om in dit unieke gebied te komen broeden.

Rudi Terlouw raakte van jongs af aan vertrouwd met het uitgestrekte polderlandschap van de Krimpenerwaard. Nu doet hij er al vele jaren groenprojecten, waarbij natuurbehoud in samenwerking met natuurorganisaties en de agrarische sector voorop staat. De zwarte stern volgt hij al dertig jaar.

146 broedparen

Rudi: “De vogel werd veel gezien in de eerste helft van de 20e eeuw; je zag hier toen wel 800 tot 1000 paren. Na 1950 volgde een periode waarin het heel slecht ging met de bedreigde vogels ging: op het dieptepunt telden we slechts 80 paar. Nu zitten we op 146 en dat is tien procent van de totale populatie in Nederland. We merken dat het aantal de laatste jaren stabiliseert.

Kansenkaart

Terlouw houdt bij hoeveel er zijn en waar ze hun nesten maken. “Ik besteed er zo’n honderd uur per jaar aan.” Alle waarnemingen worden vastgelegd en voor elk volgend jaar komt er een kansenkaart. “Daarop zie je op welke broedplekken in de Krimpenerwaard de vogels het meeste kans hebben op nageslacht.”

Projecten

Die kansen kunnen vergroot worden. Met diverse gebiedspartners is Rudi betrokken bij een aantal projecten om de zwarte sterns een handje te helpen. Zodat hij weer in aantal kan toenemen en van de rode lijst voor bedreigde vogels kan.

Gemakkelijk herkenbaar

Eind april komen de vogels in de Krimpenerwaard aan. Iets groter dan een merel en iets kleiner dan een tortelduif zijn ze, en gemakkelijk herkenbaar aan de zwarte kop en buik, de leigrijze rug en vleugels en de witte onderstaart. Je ziet hem vaak boven water rondvliegen, steeds even stabiliserend om een insect of visje op te pikken.

Petje

“Als ik in de buurt van ze kom, zet ik altijd een petje op”, vertelt Rudi. Toch liep hij pas nog een schram op. De sternen bewaken hun nesten goed en vliegen krijsend op indringers af, om ze liefst “met wat onwelriekend materiaal te bombarderen”. Dat vraagt wel wat koelbloedigheid. “Oudere boeren die nog kolonies van 40 tot 50 paren in een slootje hadden, vonden ze maar lastig tijdens het melken.”

Imago

Niet alleen daarom had de zwarte stern vroeger niet zo’n goed imago bij de boeren. In de jaren 80 stonden boeren en natuurorganisaties soms lijnrecht tegenover elkaar, en stonden bedreigde vogels symbool voor “gezeur” en “regeltjes”. Terlouw: “Gelukkig is dat nu heel anders en wordt er goed samengewerkt. We hebben allemaal belang bij een mooie, soortenrijke Krimpenerwaard waarin boeren het economisch goed doen.”

Kritische kansenkaart

Terug naar de kansenkaart. Het broedseizoen van de zwarte stern kent twee kritische periodes. “In die periodes moeten we zorgen dat de kansen vergroot en de risico’s beperkt zijn. Als de sterns aankomen eind april, beginnen ze vrij snel met baltsen, paarvorming en nestplaatskeuze. Dan is het begin mei. Als er op dat moment gevaar dreigt, zijn ze zo weer weg.”

Energie

Een verstoring kost de vogels veel energie, die ze hard nodig hebben. Na een reis van 5.000 kilometer vanuit Afrika, moeten ze hier drie eieren leggen en uitbroeden, hun kuikens grootbrengen en dan, in september, weer 5.000 kilometer terugvliegen. Een geweldige prestatie voor zo’n klein vogeltje. Elke tegenslag betekent een nieuwe investering. Bijvoorbeeld in een nieuw nest.

Broedvlotjes

Terlouw: “Sinds 1995 plaatsen we elk jaar broedvlotjes, waar inmiddels zo’n 90% van de paren op broedt. De zwarte stern is een zigeuner: hij zoekt steeds opnieuw een geschikte nestplek en kiest graag voor broedvlotjes. Daardoor kunnen de vogels naar veilige plekken geleid worden. Plekken waar niet gemaaid wordt bijvoorbeeld, zoals brede grasstroken langs de sloot die de boeren laten staan.”

Nestvlieders

De tweede kwetsbare periode volgt eind mei, begin juni, na drie weken broeden. De kuikens zijn nestvlieders. Ze hebben veren en fladderen meteen uit bij gevaar. Bijvoorbeeld naar de slootkant, waar ze lastig zijn terug te vinden. Terwijl een half uur geen voedsel een enorme toename van de sterftekans betekent; normaal eten ze wel vijf tot zes keer per uur.”

Voedsel

Kleine vis, wormen, insecten zoals hommels, libellen en zweefvliegen. Er is veel voedsel nodig voor de kuikens. Terlouw: “De plek moet dus niet alleen een broedbiotoop, maar ook een foerageerbiotoop zijn. Bloemrijke weilanden, moerassige vegetaties en watergangen met veel drijfblad, zoals krabbenscheer.

Risico's

“Daar krijgt de wind minder grip op, het biedt luwe plekjes tussen de bladeren, er zit ook jonge vis. Ook bij mindere weersomstandigheden kan de vogel dan vis eten.”
Naast slechte weersomstandigheden, en dan vooral storm en slagregens, komt het gevaar van maaimachines. Maar ook roofdieren als de bunzing en roofvogels vormen een risico. En soms ook onoplettende kanovaarders, die dwars over de nesten peddelen.

Zwerven

In juli zijn de jonge vogels vliegvlug en gaan ze zwerven. Ze zoeken slaapplaatsen bij de Hoogeboezem, bij Lekkerkerk en bij de boezems van Kinderdijk. Ze zoeken moerasgebied op, ruien en verruilen hun jeugdkleed voor een eerste volwassenen winterkleed.

Back home

Eind juli begin augustus verlaten zwarte sterns de Krimpenerwaard en vliegen ze naar natuurgebied Kreupel bij het IJsselmeer. Dat is de grootste verzamelplaats van Europa, waar je soms vluchten ziet van 30.000 vogels. “Indrukwekkend”, verzucht Terlouw, die de enorme aantallen al eens vanaf een zeilboot op het |IJsselmeer zag. Vanaf luchthaven Kreupel trekken ze in het najaar weer naar Afrika weg.